Door Tirza Brüggemann
Een dier als individu in plaats van als object
Een aantal jaar geleden kwam bovenstaande vraag in me op nadat ik in een lesmethode biologie Nectar de volgende tekst tegenkwam:
(Nectar, p. 15)
Er zitten veel discutabele vooronderstellingen achter de beweringen in deze tekst. Bijvoorbeeld dat inleving alleen maar mogelijk is als je tot dezelfde soort behoort. Of dat het blijkbaar duidelijk is wat inleven betekent en dat het onwetenschappelijk is. Vervolgens is het discutabel dat ‘zonder oordeel vooraf’ blijkbaar betekent dat je een dier ‘bijna als een machine’ moet beschrijven. Ten slotte is het op de een of andere manier helemaal duidelijk dat als we ons een beeld vormen van hoe een vos de wereld ‘ziet’ dat dat geen vorm van inleven is. En ga zo maar door. De passage schokte me: zijn dit de ideeën over dieren en wetenschap die de leerlingen op mijn school meekrijgen? De tekstpassage is uit de schoolmethode Nectar uit 2012, maar ook in een latere editie worden machine- en computermetaforen voor dieren volop gebruikt en bovendien hebben leerlingen niet vaak les uit een recente druk. De gedachten hierover brachten me op de vraag hoe dieren gerepresenteerd worden in schoolboeken. Inmiddels is die vraag uitgegroeid tot een klein corpus-onderzoek dat ik met behulp van prof. dr. Leonie Cornips, drs. Maarten Reesink en mijn onderzoeksgroep aan de Radboud Universiteit doe.
Toen ik de bovengenoemde passage las, ergens in 2018, was ik bezig aan mijn proefschrift over hoe dierengedichten een rol kunnen spelen in het probleem van other animal minds. Een van de uitkomsten van mijn proefschrift is dat gedichten, zoals die van Judith Herzberg of Les Murray, een dier als íemand presenteren en niet als een object. Een object moet je misschien uit elkaar halen om het beter te leren kennen, maar je leert iemand beter kennen door goed te kijken en te luisteren naar diens bedoelingen.
Vier categorieën van representatie
Deze uitkomst staat in schril contrast met wat ik in de lesmethodes biologie las over dieren. Ik heb tot nu toe zeven boeken doorgenomen, in zoveel mogelijk recente drukken. Ik heb gekozen om de twee meest populaire methodes te coderen (dat zijn Nectar en Biologie voor Jou). Ik heb 184 representaties van dieren gevonden en heb inmiddels vier manieren van representeren weten te onderscheiden:
- Antropocentrisch
- Mechanistisch
- Instrumentalistisch
- Generalistisch
In groep 1 vallen representaties waarin een dier wordt beoordeeld vanuit een menselijk oogpunt. Bijvoorbeeld wanneer er intelligentie aan dieren wordt toegekend, omdát hun gedrag op menselijk gedrag lijkt, of wanneer ‘gunstige eigenschappen’ zo heten omdat ze gunstig zijn voor mensen (bijvoorbeeld als een koe veel melk geeft).
In groep 2 gaat het om alle machine- en computermetaforen die gebruikt worden bij de beschrijving van dieren, zoals ook in het hierboven besproken voorbeeld. De belevingswereld van dieren wordt gezien als een ‘black box’ met ‘input’ en ‘output’. Wetenschappers mogen geen emoties toeschrijven aan dieren want dat betekent het ‘vermenselijken’ van dieren (ondanks bijvoorbeeld het werk van Jane Gooddall of Frans de Waal).
Groep 3 bevat alle teksten, illustraties en foto’s die het gebruik van dieren normaliseren, zoals voor melk, voor vermaak (in dierentuinen), als proefdier, als baarmoeder voor een kalf dat gekloond is om een hogere productie melk te geven – het staat allemaal in recente schoolmethodes. Deze representaties worden vervolgens niet geproblematiseerd.
Representaties van dieren zijn in bijna alle gevallen generalistisch, maar toch heb ik er een aparte groep van gemaakt; groep 4. Dieren worden in de eerste plaats als soort neergezet en niet als individu. Ik ben tot nu toe één individu tegengekomen, namelijk “Betty de kraai” (Biologie voor Jou, p. 121). Zij kan – voor mensen – ingewikkelde puzzels oplossen en daarom wordt haar een naam gegeven (wat ook weer te maken heeft met groep 1). In alle andere gevallen gaat het om de stekelbaars, de hyena, de koe. Een generalistische kijk op dieren kan leiden tot stereotypering; alle dieren zijn heteroseksueel en genderrollen bij mensen worden op diersoorten geplakt in het taalgebruik. Bijvoorbeeld: “vrouwtjes worden gelokt” (in plaats van dat zij kiezen) en afwijkingen van stereotyperingen worden vaak negatief geduid.
Waardeoordelen als waarheid
Een voorbeeld van negatieve duiding van een afwijking van stereotypering is te lezen in Biologie voor Jou:
(Biologie voor Jou, p.127)
De meeste gevlekte hyenavrouwen, die volgens het boek met de gegenderde typering “de dienst uitmaken”, hebben een grote clitoris die voor mensen op een penis lijkt. Maar een grote clitoris is niet per se een “vermannelijking” van een geslachtsorgaan. Bovendien zegt de tekst dat een vermannelijking een nadeel is, zonder enige uitleg. Voor een leerling betekent dit dat deze zin blijkbaar geen context behoeft, en gewoon waar is. Wat hier niet vermeld wordt, is dat hyenavrouwen door de buis van de clitoris hun jongen baren en dat 60% van de eerstgeboren jongen sterft in de (dan nog) te nauwe buis. Dit is naar voor de individuen die dit meemaken, maar geen ‘nadeel’. Iets wordt doorgaans in biologische context alleen een nadeel genoemd als het nadelig voor de soort, maar dat kan hier niet bedoeld zijn, want de gevlekte hyena bestaat nog steeds. “Vermannelijkte geslachtsorganen” een nadeel noemen is niets minder dan een waardeoordeel.
Na zoveel representaties gezien te hebben vraag ik me af wat de frase “zonder een oordeel vooraf” volgens lesmethodeschrijvers betekent wanneer een dier beschreven wordt als een machine, als een productiemiddel, of slechts als representant van de soort en nooit als individu. Wat ik zou voorstellen ter verbetering van de lesmethodes is dat er een verantwoording komt waarin er uitgelegd wordt dat er geen ruimte is voor het gehele wetenschappelijke verhaal, dat er kritisch gekeken wordt naar stereotype beschrijvingen en dat alle representaties die het gebruik van dieren legitimeren eruit worden gehaald. Ten slotte verdient het aanbeveling filosofen in dienst te nemen die de teksten redigeren; zij zijn degenen die getraind zijn in het herkennen van discutabele vooronderstellingen.
Literatuur
Brüggemann, T. (2021). Anymals, Poems, Empathy. A Zoopoetical Study. VU University Press.
Gommers, M., Jansen, A., Van Leijen, A., Rawee, H., De Rouw, T. (2019). Biologie voor Jou. Leeropdrachtenboek 5 VWO, 6e ed., Malmberg.
Jongmans, W., Strikwerda, J., Weeda, A., Wolters, J., Zweverink, Y. (2012). Nectar Leerboek 4 VWO, 3e ed., Noordhoff Uitgevers.
Geboeid door deze gastcolumn? Bezoek het DierMens Studies Congres 2022 waar we een volledig panel wijden aan antropocentrisme binnen de biologie.
Reactie plaatsen
Reacties
Bedankt voor dit onderzoek en het column! Wat heftig dat niet-menselijke dieren zo gerepresenteerd worden op school. Ik heb laatst een les dierentaal gegeven op een basisschool in Limburg en daar waren de leerlingen er gelukkig van overtuigd dat dieren met elkaar en met ons praten. Bij de opdrachten schreven ze uit zichzelf vaak over de dieren waar het om ging als individuen (bijv. hij/zij om naar een hond te verwijzen die ze niet kenden). Ik hoop dat dat er op de middelbare school niet uit wordt gestampt ten behoeve van zogenaamde objectiviteit! Is het waarschijnlijk dat jullie aanbeveling wordt opgevolgd bij de uitgevers van biologieboeken?