Door: Lisanne Veldt
Je hoeft geen bioloog of ecoloog te zijn om tegen de merkwaardige realiteit van dier-mensrelaties aan te lopen. Dat merk ik als een zonnige oktobermiddag mij brengt tot een bezoek aan een jeugdgevangenis in een bergachtig Balkanland. Ik ben daar voor een project dat moet bijdragen aan de re-integratie en resocialisatie van kinderen en jongeren met een gevangenisstraf. Wanneer we met de directie van de gevangenis over het terrein lopen, laten enkele medewerkers en wat jongens ons met trots een kleine vijver zien die ze op het complex hebben aangelegd. Er zitten op dat moment een paar tevreden gakkende ganzen en eenden in het koele water te poedelen. Een paar meter verderop proberen een aantal jongens de voorbijvliegende duiven te ‘trainen’. Het lijkt een soort geïmproviseerde clickertraining waarbij de duiven door specifieke geluidsassociaties ofwel de ene kant ofwel de andere kant op moeten vliegen. Hoewel – dit is natuurlijk mijn interpretatie. Het zouden net zo goed de duiven kunnen zijn die op deze rustige maandagmiddag de jongens aan het 'trainen’ zijn.
In andere woorden: Wie is hier nu eigenlijk de begunstigde of ‘beneficiary’ en wie is de dienstverlener? Naast de meer informele interacties die ik op deze oktobermiddag aanschouwde, zijn er overal ter wereld initiatieven bekend waarin dieren actief worden ingezet bij de re-integratie van gedetineerde mensen. Een bekend voorbeeld in Nederland is de organisatie Dutch Cell Dogs, welke gedetineerden verantwoordelijk inzet bij de resocialisatie van moeilijk plaatsbare asielhonden. Het idee hierachter is dat zowel de gedetineerden als de honden meer (sociale) vaardigheden en pro-sociaal gedrag ontwikkelen, wat ervoor zorgt dat beiden zich ‘buiten de muren’ staande kunnen houden.
Internationaal is inmiddels veel onderzoek gedaan naar de effectiviteit van zulke programma's in de behandeling van mensen en er kan voorzichtig geconcludeerd worden dat deze vaak bijdragen aan de ontwikkeling van sociale vaardigheden, de behandeling van psychologische problemen en het terugdringen van recidieven (Cooke & Farrington, 2016; Walsh & Mertin, 2015; Fournier, Geller & Fortney, 2007). Naast de potentiële instrumentele waarde die dit heeft voor menselijke samenlevingen, zegt dit ook iets over de mens-dier relaties. Als onze relatie met niet-menselijke dieren een directe invloed heeft op de ontwikkeling van onze ‘sense of self’ (Furst, 2007), moeten we onze visie op en aanpak binnen de geestelijke gezondheidszorg wellicht grondig heroverwegen.
Tegelijkertijd zijn de effecten op niet-menselijke dieren in therapie- en re-integratieprogramma's nog veel minder onderzocht. Hoewel er bijvoorbeeld correlaties gevonden worden tussen het gebruik van asieldieren in therapieprogramma's en effectieve resocialisatie van de betrokken dieren en de houding van mensen naar dieren na deelname, wordt er ook gewaarschuwd voor potentiële risico's in het welzijn van de dieren (Evans & Gray, 2007; Taylor et al., 2016; Glenk, 2017). Meer onderzoek is dus nodig om de effecten op beide partijen goed in kaart te brengen.
Het gebrek aan onderzoek over de effecten op de niet-menselijke dieren die in dit soort programma's worden ingezet, roept ook in bredere zin vragen op over de positie van verschillende soorten binnen de menselijke rechtstaat. Bij 'animal assisted programs’ spelen zowel mens als dier een actieve rol in de bescherming van onze rechtstaat door bij te dragen aan succesvolle re-integratie van mensen na een gevangenisstraf. Dat wil zeggen – de rechtstaat zoals wij die als
mensen met elkaar nastreven. Hoewel veel initiatieven zo ontworpen zijn dat zowel mens als dier de vruchten zouden moeten plukken van de intersoortelijke interactie, kan je je natuurlijk afvragen of, buiten de plichten, ook de rechten van deze niet-menselijke dieren voldoende gewaarborgd wordt.
Des temeer omdat de parallellen tussen ervaringen van mensen en niet-menselijke dieren in situaties van opsluiting en de bijkomende machtsverhoudingen zo evident zijn. Wanneer mensen niet weten hoe ze om moeten gaan met diegenen die een bedreiging (kunnen) vormen voor zichzelf of de maatschappij, wordt vaak (te) snel gegrepen naar middelen van beheersing en onderdrukking. Of dit nou gaat om dieren die overlast veroorzaken binnen een door de mens-gedomineerde maatschappij of een ‘probleemkind’ dat in een isolatiecel wordt gezet. Juist in deze context van opsluiting kunnen behandelprogramma's die gebaseerd zijn op rechtvaardige intersoortelijke solidariteit, verlichting en perspectief kunnen bieden voor zowel mens als ‘dier’.
Lisanne Veldt werkt als programme officer bij het Nederlands Helsinki Comité, een mensenrechtenorganisatie die zich o.a. richt op het versterken van de rechtstaat in Europa. Tijdens en naast haar masterstudie Conflict Studies & Human Rights aan de Universiteit Utrecht deed ze o.a. onderzoek naar protestbewegingen. Hoewel haar academische en professionele achtergrond meer is gericht op (politieke) rechten, bracht haar persoonlijke passie voor dierenwelzijn en -rechten haar bij het Centrum voor Diermensstudies.
Reactie plaatsen
Reacties